Nog heel even, een maand
ongeveer, doorzetten en dan zit dit studiejaar erop. Afwisselend studeer ik in
de tuin of binnen met deur en ramen open. Als ik in de tuin zit is het moeilijk
om niet de gesprekken te horen van de buren een paar huizen verderop. De
buurman daar is terminaal ziek. Of uitbehandeld, zoals de artsen hem vertelden.
Zijn vrouw zorgt voor hem en wordt bijgestaan door hun dochters. Het lijkt nog
kortgeleden dat ik hem aansprak, terwijl hij langzaam maar gestaag met z’n
rollator terug schuifelde naar huis toen hij een bos bloemen voor zijn vrouw
was gaan halen. Op dat moment was hij nog hoopvol over een mogelijk succes van
de chemotherapie. Hij wilde graag nog een poosje hier zijn, zoals hij dat zei.
Ik bewonder dat, zo’n vechtlust. Volgens sommigen heb ik dat ook maar dat zie
ik zelf niet zo. Ik zou in ieder geval niet durven zeggen of ik het in zo’n
situatie ook zal hebben. Vorige week toen ik van zijn dochter hoorde dat het
niet goed ging met hem en dat hij eigenlijk opgegeven was, nog zo’n rot woord,
besloot ik hém een bloemetje te gaan brengen. Ondanks dat het een heel raar
gevoel geeft om met iemand te praten over zijn naderende dood was het heel fijn
om te horen dat hij mijn bezoek en de bloemen leuk vond. Hij vertelde dat hij
een realist is en alles al heeft geregeld. Van de artsen had hij te horen
gekregen dat hij alles mag doen wat hij nog wil en behalve dat hij heel snel
moe is kan hij nog genieten van zijn tuin en korte uitstapjes met zijn familie.
Zodra ik weer thuis was merkte ik
dat ik aan het nadenken was of er misschien toch nog experimentele therapieën
bestaan. Zoals ik ooit hoorde van capsules en laserbehandelingen die het
medicijn exact op de betreffende tumor loslaten, zonder omliggend weefsel te
beschadigen. Hoe snel kan iemand zich neerleggen bij een mededeling van artsen
dat ze niets meer kunnen doen met wat ze tot hun beschikking hebben? Ik zou zo’n
vonnis, denk ik, het liefste niet willen horen. Hoop doet leven tenslotte. Ik
heb ooit een boek gelezen van Brandon Bays, De Helende Reis. Daarin vertelt ze
dat zij een tumor in haar buik heeft gehad ter grootte van een basketbal.
Artsen drongen er stellig op aan dat zij zich zou laten opereren maar dat wilde
zij niet. In plaats daarvan ging ze op een alternatieve aanpak over met onder
meer massage. Tijdens die massages kwam er iets bij haar naar boven dat een
groot stuk onverwerkte emotie was en daarna ging de tumor slinken totdat hij
uiteindelijk verdween. Het is, als je het zo opschrijft, een beetje
ongeloofwaardig op z’n zachts gezegd, maar waarom zou het niet kunnen? We weten
intussen dat stress ontzettend veel narigheid teweeg kan brengen en onverwerkte
zaken kunnen net zo goed tot stress leiden. Sinds ik een wetenschappelijke
studie doe weet ik ook wel dat dit soort persoonlijke verhalen van spontane
genezing weinig of geen empirische waarde hebben maar dat betekent niet dat we
ze zomaar van tafel moeten vegen. Juist omdat lichaamsgerichte
(psycho)therapieën zo in opkomst zijn, ook in de wetenschap.
Een bekende naam op het gebied
van lichaamsgerichte therapie is Eugène Gendlin. De therapie die hij heeft
bedacht heet Focussen. Het komt er op neer dat je met je aandacht naar binnen
keert, naar een plek waar je pijn of een ander vervelend gevoel hebt. Doordat
je met enigszins gevoelsmatige afstand zo’n plek benadert, voorkom je dat de
emotie die je eventueel tegenkomt, je overweldigd. Het gaat erom dat je het
gevoel eerst herkent en dan erkent.
Daarna geeft je lichaam vanzelf aan, door middel van bijvoorbeeld een
spontane, diepe zucht, dat wat er vast heeft gezeten losgelaten is. Het lijkt
enigszins op de door Brandon Bays bedachte methode maar Gendlin was er eerder
mee. Je zou het net zo gemakkelijk onder vage hocus pocus kunnen scharen maar
ook hier is handig dat niet te doen voordat je het eens geprobeerd hebt. De
werking van EMDR bijvoorbeeld, wordt ook nog steeds niet echt begrepen maar
wordt wel ook in wetenschappelijke kringen op grote schaal toegepast.
Het is een vaag idee, sommigen
noemen het energie die vastgehouden wordt door het lichaam, anderen hebben het
over spanning, dat wat tastbaarder lijkt te zijn. Mensen zijn er vaak heel goed
in om spieren onbewust aangespannen te houden. Dieren trillen hun stress er juist
uit, nadat de stressor geweken is, maar daarover een andere keer meer. Hoewel
stress vasthouden dus niet goed voor ons is, wordt de hang naar het leven wel
gewaardeerd. Zodra mensen dat laatste
belangrijke gevoel loslaten is het redelijk snel met ze gedaan. Ze erkennen dat
het is zoals het is en laten los.