woensdag 30 november 2011

De dag voor de dag

Volgens Kimberley heb ik een fietsmanie. Als je dat hoort denk je waarschijnlijk dat ik mijzelf dagelijks in mijn fietspakje hijs voor ik mijn voeten vastzet in de toeclips en door de duinen zwoeg met Boudewijn in mijn oren. Nee, het is vooral hier in de buurt, in mijn woonplaats dat ik de fiets prefereer boven de auto. Van hier naar Leiden heb ik slechts in de zomermaanden een paar keer gedaan en dan nog alleen als ik daar niet op een al te vroeg tijdstip van de dag moest zijn. O ja, en ook een keer naar de training waar ik assisteer in Rijswijk, dat ongeveer op net zo’n afstand ligt. Met mooi weer, een zonnetje en amper wind, is dat best lekker om te doen. De ‘ongerepte natuur’ ligt hier letterlijk om de hoek, hoewel het woord ongerept vast voortkomt uit het gelukzalige gevoel van vakantie dat ik dan ervaar. Als ik eenmaal de wijk uit ben en het tunneltje door dan leidt de route mij langs het grote water van Zoetermeer, de Noord-Aa. Dit is gelardeerd met een mooi stukje groen hier en daar. Om het landelijke gevoel te versterken staat er hier en daar een oud Hollandse molen, de meeste ontdaan van hun wieken en grazen er paarden, schapen en koeien overal waar je kijkt. Nadat ik eenmaal de brug over ben die mij door de polder leidt, passeer ik in volle vaart de wijd en zijd beroemde geitenboerderij het Geertje, genoemd naar de Geerpolder en ben ik ongeveer op een derde van de route. Na nog een brug die eerst wat inspanning vraagt maar het daarna met het roetsj gevoel naar beneden toe weer goedmaakt nader ik het pittoreske Zoeterwoude-Dorp. Daar woont niet veel meer dan anderhalve man en een paardekop, en toch heeft het een levensgrote kerk. De koster van die kerk doet ook de begrafenissen, althans als hij nog leeft. Ik ben er ooit op een verlovingsfeestje van zijn dochter geweest. Nadat ik het staartje van Zoeterwoude achter mij laat en de snelweg oversteek kom ik in een straat waarvan ik vanuit de auto alleen de lelijke achterkanten van de huizen zie maar aan de voorkant zien ze er best leuk uit. Op het punt dat de fietsroute samenkomt met de N206 voert de Lammebrug mij dan uiteindelijk Leiden in. Wat een leuke stad, denk ik, terwijl ik door de Herenstraat en Douzastraat het centrum in fiets.  In net aan zeventig minuten ben ik van deur-tot-deur. Ik heb dan € 2,10 aan benzine uitgespaard én aan mijn conditie gewerkt!
Nu zat ik mijzelf dus vooraf enthousiast te maken om vandaag, de laatste dag van november, weer eens op de fiets te stappen om naar Leiden te rijden. Het zonnetje schijnt, de wind is luw, en het gaat op de terugweg om vijf uur vast een stuk sneller op de fiets dan met de auto om Leiden weer uit te komen. Wat mij tegenhoudt is de kou, de loopneus en tranende ogen die ik daar van krijg, en het donker als ik weer naar huis ga. Overdag is het leuk om langs die eenzame stukjes te rijden en kan ik bovendien mijn zonnebril op om mijn ogen tegen het tranen te beschermen maar ’s avonds is het heel anders alleen op de fiets daar in de polder. Om te beginnen is het fietspad rond het Noord-Aa vanwege bescherming van de dieren, of is het voor energiebesparing, tegenwoordig verlicht met zwak groen uitstralende lantarenpalen. Het geeft een beetje de sfeer van Droomvlucht in de Efteling, vooral als het een wat mistig is. Een ander punt is kleding. Natuurlijk heb ik niet echt een fietspakje, lijkt mij veel te koud ook nu. In dit jaargetijde is het zeker als je net op de fiets stapt heel koud, ondanks shawl en handschoenen maar na de eerste paar honderd meter beginnen behalve neus en ogen ook mijn zweetklieren vocht te produceren. Ik hou niet van zweten, dus ik moet kleding aan die ik deels uit kan trekken zodra ik eenmaal binnen ben bij FSW, bij de statistiekbijles.
Als je bovendien,  zoals ik, deel uitmaakt van een populatie studenten die als vervoermiddel hoofdzakelijk de fiets gebruiken, dan wil je hooguit twee tot drie standaarddeviaties van het gemiddelde fietsgebruik afzitten. Anders ben je een uitbijter. Tijd dus om aan mijn gemiddelde te werken. Wat een argumenten om mezelf te motiveren.
Nu ik weer thuis ben na een terugtocht door het donker met tegenwind, al was die voor Hollandse begrippen zwak, besef ik wat een bullshit ik mezelf heb voorgehouden. Van al de argumenten die ik hiervoor heb bedacht is er geen een die er werkelijk voor heeft gezorgd dat ik vandaag echt op de fiets ben gegaan. De ware reden is dat ik mijn favoriete parkeerplekje niet kwijt wilde raken wat zo vaak het geval is als ik wat later thuis kom. Ik geef toe dat ik in zo’n geval gemakzuchtig ben en mijn auto pal voor het huis parkeer. Of dat nu wel of niet mag officieel, daar heb ik meestal maling aan maar op woensdagavonden niet. Op donderdagochtend komt namelijk de vuilniswagen door het woonerf gescheurd en het zou niet de eerste keer zijn dat ik uit mijn bed moet springen en in mijn pyjama naar buiten moet rennen om snel de auto weg te halen omdat de vuilniswagen de bocht anders niet haalt. En daar heb ik deze week gewoon geen zin in, ’s morgens is mijn bed veel te lekker!

woensdag 23 november 2011

Eitje

Wekenlang zat ik in een ritme waardoor ik ruim op tijd mijn wekelijkse stukje schreef. Dit keer was ik zo druk bezig met studiezaken en mijn hoofd ergens anders, dat het nu letterlijk vijf voor twaalf is. De meeste tijd ging deze week zitten in het voorbereiden van mijn presentatie voor de werkgroep Emoties van Beoordeling & Beïnvloeding. Het artikel dat ik moest presenteren gaat over wat de effecten zijn van rumineren en afleiding op het luchten van woede (Bushman, 2002)*. Ook ben ik hard bezig met Multivariate Data Analyse, het laatste statistiekvak voor de bachelor. Daar had ik vanavond de tweede bijles van, uit een serie van acht. Die bijlessen worden gegeven door Benjamin Telkamp en het is een hele verademing om te merken dat ik het nu wel begrijp. Dankzij mensen zoals hij en degene die mij door de eerste wiskundehobbels heen hielp, Joris, heb ik straks met goed gevolg gewoon vijf statistiekcursussen doorlopen. Cursussen die voor mensen zonder wiskunde bol staan met wazige formules. Ik voel mij bij lange na geen bèta maar ik hou er wel veel van. Niet dat ik de behoefte voel om iemand met aversie ervoor te enthousiasmeren voor bètavakken maar ik kan mij niet goed voorstellen dat het oninteressant lijkt om bij voorbeeld te weten wat de enige stof op aarde is die niet in vaste vorm voor komt. Iets dat ik op de zomercursus heb geleerd en dat vanavond toevallig ter sprake kwam. Voor wie het toch wil weten, een tipje van de sluier: de man die het vloeibaar heeft weten te maken woonde in Leiden en in het gebouw waar hij dat deed zit nu de faculteit der Rechten.
Als je water neemt, dat kun je van z’n vloeibare vorm omzetten in gas en in een vaste vorm door het te bevriezen. Het maakt niet uit in welke volgorde je het doet, van ijs naar vloeibaar naar waterdamp of andersom. Maar als je een ei kookt kan je het niet meer in zijn ongekookte vorm terug krijgen. Het is onomkeerbaar veranderd. Zo is het eigenlijk ook met leren. Als je eenmaal iets geleerd hebt kun je het niet meer niet weten. Soms heb je misschien het gevoel alsof je het nooit zult leren en als je terugkijkt zie je dat er ontzettend veel is veranderd. Het gaat stap voor stap, vaak ongemerkt. In eerste instantie was ik al heel blij dat ik mijn colloquium doctum haalde. Daarna was het bindend studieadvies bron van zorg en vervolgens mijn propedeuse. Ging het er eerst vooral om dat ik op de opleiding mocht blijven, nu probeer ik mijn cijfers op te krikken voor de toelating aan de master die ik voor ogen heb. Het is het leukste jaar, dit derde jaar. De druk is van de ketel en de vakken zijn nu niet meer verplicht maar eigen keuze. Op MVDA na dan, dat is nog van het verplichte deel, maar dat is nu ook veel leuker. Ik heb best wel eens verzucht dat ik niet wist waar ik het allemaal voor deed. Uiteindelijk studeer je toch voor goede carrièreperspectieven. Mijn oorspronkelijke doel, registratie in het register waardoor cliënten vergoeding kunnen krijgen voor je diensten, is niet meer mijn hoofddoel. Vorig jaar moest ik voor het vak Psychodiagnostiek een rapport maken waar ik mezelf moest testen of ik de vereiste kwaliteiten voor het beroep van Psycholoog bezit. Uit mijn scores op de ABIV, de beroepen-interesse test, kwam een mengelmoes van interesses in exacte vakken, techniek en sociaal wetenschappelijk naar voren. Ik kon daar toen geen eieren van maken maar sinds ik het vak Cognitieve Neurowetenschappen heb gevolgd is er een nieuwe wereld voor mij opengegaan. Theoretische modellen toetsen met harde hedendaagse techniek: fMRI. In dit apparaat kun je veel meer processen van het brein in kaart brengen dan tot voor die tijd mogelijk was. De “f” staat voor functioneel en dat betekent dat je mensen taakjes en testjes kunt laten doen terwijl hun hersenactiviteit in beeld wordt gebracht. Omdat mijn grote passie is om alles over angst en fobieën te weten te komen zag ik al voor mij hoe en wat ik zou willen meten als mensen in een lift vast zitten. Een lift is natuurlijk niet te combineren met een MRI scan maar er zijn ook apparaten uitgevonden die met laser werken en daardoor heel goed mobiel in te zetten zijn. Vooralsnog is dat nog te ver weg voor mij maar ik heb intussen wel weer het contact aangehaald met liftfabrikant Kone. Dankzij de samenwerking met hen kan ik nu al mensen met liftangst op een veilige manier helpen daar overeen te komen. Omdat ik mijn onderzoekbehoefte voelde gaan borrelen heb ik een afspraak met hen gemaakt om te bespreken wat de mogelijkheden zijn voor wetenschappelijk onderzoek naar wat een lift die blijft hangen doet met gezonde proefpersonen. Ik hoop dat die informatie zal helpen om mensen met liftangst nog beter te kunnen helpen. Intussen weet ik wel dat een onderzoeksvraag opstellen een hele kluif is en daarom zal het nog een behoorlijke poos duren voor ik echt als onderzoeker aan de slag kan gaan. Het is in ieder geval een droom die steeds meer vorm krijgt en om te beginnen heb ik gesolliciteerd als meetassistent bij een onderzoeker die al heel veel verder is dan ik. Nog zo’n aspect dat de studie leuker maakt, de praktijk gaan voelen.

* ) Bushman, B.J. (2002). Does Venting Anger Feed or Distinguish the Flame? Catharsis, Rumination, Distraction, Anger, and Aggressive Responding. Personality and Social Psychology Bulletin, 28, 724-731. 

woensdag 16 november 2011

Elimineren

In de jaren zeventig kwamen er cognitief psychologische modellen die op computers waren gebaseerd. Daarmee werd ondermeer op schematische manier weergegeven hoe het menselijk geheugen is op te delen in korte en lange termijngeheugen (het RAM-geheugen en de harde schijf van de pc) en dat menselijke aandacht deel uitmaakt van  het executieve deel van het brein, vergelijkbaar met de processor van de pc. Het korte termijngeheugen kan 7 +/ - 2 items onthouden, dus een range van 5 tot 9 items. Ook het geheugen van de pc heeft een beperkte capaciteit, gelukkig echter meer dan negen items. Mensen kunnen zichzelf aanleren om associaties maken tussen items die onthouden moeten worden en kunnen zo de eigen geheugencapaciteit vergroten. Dit is ook hoe zogenaamde geheugen-wonders tot hun bijzondere prestaties komen. Ik heb eens een van hen horen vertellen dat hij voor het onthouden van veel dingen, die zaken in gedachten op plekken in zijn huis neerlegt. Om het dan weer terug te roepen in zijn herinnering loopt hij in gedachte die route door zijn huis na. Hoe je het ook doet, verhaaltjes erbij bedenkt of iets anders, de associatie maakt dat het goed onthouden wordt. Tegenwoordig vinden we ook dat terug in de huis-tuin-en keuken computers. Cookies is de naam voor mini programmaatjes die zich in je computer nestelen na het bezoeken van websites. Zij kunnen hierdoor  van alles uit je computergebruik met elkaar associëren, zodat bijvoorbeeld, wanneer je een vliegticket of vakantiereis op het internet hebt gezocht, je die gegevens in advertenties op andere pagina’s die je bezoekt terug vindt. Toch houdt de vergelijking tussen mens en computer daar wel een beetje op voorlopig zou je zeggen. Want een computer is afhankelijk van wat er is geprogrammeerd in zijn BIOS en ROM geheugen om sowieso met andere programmeertaal om te kunnen gaan. Waar zou je trouwens de belangrijkste basis van de computer, het moederbord, of mobo in tweak-taal, mee moeten associëren als menselijk lichaamsdeel? Op het moederbord worden geheugen en processor maar ook videokaart, geluidskaart en usb-poorten “geprikt”. Een optimaal computersysteem bouwen doe je vanuit een als goed getest moederbord en alles wat je er aan toevoegt moet dan ook compatibel er mee zijn. Er zijn legio mensen die hier liever niets van willen weten, en het samenstellen van zo’n systeem liever aan een deskundige overlaten. Ik niet. Ik vind techniek leuk en heb er best lol in gehad die paar keer dat ik computers zelf heb “gebouwd”. Met behoorlijk veel hulp van de echte deskundigen en tweakers.net om de juiste spullen bij elkaar te zoeken, maar toch. Het voor de eerste keer aanzetten van zo’n ding en zien dat het werkt is best een kick. Een aantal computers en printers in huis met elkaar verbinden in een netwerk is ook zoiets waar ik blij van kan worden als ik het allemaal werkend krijg. Computers zijn leuk zolang ze betrouwbaar doen wat je van ze verwacht. Als het niet werkt, breekt er paniek uit want we zijn er enorm afhankelijk van geworden. De laatste paar maanden zijn er hier in huis statistisch gezien vrij veel computercrashes geweest. Niet alleen van de wat oudere exemplaren waar de afschrijvingsduur van was gepasseerd maar ook apparaten die nog net in de garantieperiode zaten. Dat akelige blauwe scherm dat net niet lang genoeg in beeld blijft om te lezen wat er nu echt aan de hand is, is heel vervelend. Een van mijn computers liet géén blauw scherm zien maar werd gewoon zo zwart als de nacht. Dat kan aan de videokaart liggen maar net zo goed aan het moederbord. Omdat het een laptop betreft kun je beide niet gemakkelijk vervangen en is de reparatie bijna net zo duur als een nieuw exemplaar. Minder dan een maand daarna stootte mijn vaste computer alleen nog akelige piep-geluiden uit toen ik hem op wilde starten. Je kunt dat gerust als een noodkreet beschouwen want spontaan piepen doen gewone computers niet en hij startte niet verder op. De enige manier die ik snel kon bedenken om dit probleem op te lossen is elimineren. Niet letterlijk de hele computer natuurlijk, hoewel het in drukke tijden ook verleidelijk kan zijn om de computer die het niet doet gewoon het raam uit te gooien. Het probleem uitzoeken door elimineren is de computer openmaken en alles wat er niet perse aan vast hoeft te zitten los te koppelen. Als je dan stuk voor stuk de extra’s er weer aan toevoegt en het probleem treedt op dan weet je door welk onderdeel het wordt veroorzaakt. Daar moet je echter tijd en zin voor hebben. Het kan ook anders heb ik pas ontdekt. Je typt gewoon in Google letterlijk wat er is gebeurd, zoals in dit geval: ”computer blijft piepen en start niet op”. Binnen luttele seconden zie je op je scherm verschillende fora waaruit blijkt dat je niet de enige bent die dit is overkomen. Een beetje jammer is het wel als uit de meeste reacties blijkt dat het moederbord stervende is. Met dat in gedachten heb ik nog een reanimatiepoging ondernomen om te backuppen wat er te backuppen viel. Die keer startte hij wel vrij normaal op en gaf alleen een beginmelding dat het overklokken niet gelukt was. Geraaskal van een stervende want ik had niets getweaked aan zijn kloksnelheid. Snel sloot ik de externe harde schijf aan die inmiddels al van drie computers backups bevat en zette de computer na afloop  opgelucht weer uit. Ik elimineer hem nog niet, misschien kan ik hem nog een keer echt tot leven wekken of dient hij als orgaandonor. Ik zou nu een tevreden computer gebruiker zijn op de resterende werkende pc als die de externe harde schijf weer zou willen zien. Dat is een nieuw probleem waarvan de experts op fora zeggen dat je via de commandfunctie in de verborgen instellingen van Windows moet gluren. Windows heeft namelijk nóg een verborgen binnenste nadat je “alles weergeven” al hebt aangezet. Computers… het zijn toch wel net mensen alleen elimineer ik die zeker niet. 

woensdag 9 november 2011

Dwaze dingen

Op mijn verjaardag kreeg ik van Tabitha een tegoedbon met een aantal opties voor leuke doe-dingen om samen met haar te doen. Eén ervan was een overnachting in een Mongoolse yurt. Ik was daar meteen het meest enthousiast over en weet eerlijk gezegd niet eens meer precies wat de andere opties waren. We hebben een paar jaar terug ook al een keer in een tipi geslapen. Ik had van tevoren nooit gedacht dat die zó groot zijn. Acht bedden stonden er en nog kon je bij wijze van spreken elkaar achterna rennen. Ik voelde mij een heuse squaw daar in Duitsland aan de rand van Phantasialand. Een berber tent zou ik ook nog wel eens willen proberen, die zijn vaak nog groter dan mijn woonkamer. De yurt is volgens de foto’s op de website ook al zo enorm, ze hebben er voor twee, vier en zes personen. In zo’n ruimte waar je gemakkelijk rechtop kan staan vind ik kamperen een feest. De andere kant ken ik ook; in twee piepkleine tentjes heb ik twee nachten met de drie meiden gekampeerd in Frankrijk. ’s Morgens voor dag en dauw stonden we ons half gebukt aan te kleden in het piepkleine voortentje om op tijd te zijn voor de boot naar Jersey. Zo’n klein tentje heeft ook wel iets knus. Buiten slapen, zonder tent of iets boven mijn hoofd heb ik ook eens een paar nachten gedaan. Met z’n tienen hadden we onze bedden uit de snikhete stacaravans gesleurd en keken op een heel comfortabele manier naar de sterrenregen. Een nietig gevoel, zo slapen onder de blote hemel maar ik kan het iedereen aanbevelen. Ook al voor de verbaasde blikken van de andere campinggasten!Toch zou ik mijzelf geen kampeerder willen noemen, eerder een liefhebber van dingen uitproberen. De kinderen hebben dat ook, die hebben een try-before-you-die lijstje met de meest uiteenlopende dingen erop. Schitterend. Zeg nou zelf, het is toch een kick als je af kunt strepen dat je op de Evenaar hebt gestaan of op de Nijl hebt geraft? Morgen is het zover, de overnachting in de yurt. Eigenlijk hadden we het dit voorjaar al willen doen maar toen waren alle yurts bezet. Ach, het is best aardig weer voor november en in de yurt staat een houtkachel. We zullen niet veel andere kampeerders daar treffen en dat heeft ook wel iets, vooral ’s nachts in het donker… brrr. Muizen en andere wilde beesten houden we op afstand met ons kampvuurtje. Daar neem ik stiekem wel aanmaakblokjes voor mee want zonder man in mijn tent ben ik een hopeloze survivor.
Kampvuurtjes zijn de beste reden waarom het ’s nachts koud mag zijn van mij. Als iemand dan gitaar  of mondharmonica voor mij zou spelen zou ik tot het ochtendgloren buiten blijven zitten bij zo’n vuurtje. Gebiologeerd in de vlammen of naar de sterren staren en meedrijven op de muziek. Er zijn trouwens ook een sauna en een hot-tub bij de yurt. We moeten dan wel zelf het vuur eronder aanmaken maar met mijn aanmaakblokjes is dat geen probleem. Terwijl ik dit zo allemaal bedenk wordt het lijstje van dingen die ik morgen mee wil nemen ongemerkt steeds langer. Het lijkt een beetje op “ik ga op reis, en neem mee…, een handdoek, aanmaakblokjes, lucifers, slaapzak, kussen, m’n stoere jas, een aardappelschilmesje, oplaadsnoer van mijn telefoon... ”.  Dat laatste valt een beetje uit de toon en geeft ook precies weer wat voor een soort kampeerder ik ben. Toch heb ik op reisgebied nog wel bijzondere wensen zonder comforteisen, die ik ooit hoop waar te maken: reizen met de Trans-Siberië Express en de Oriënt Express, in de woestijn in een berber tent slapen na een tocht daarheen op een kameel. Nou ja, vanaf de bewoonde wereld naast die woestijn op een kameel bedoel ik natuurlijk. En als het morgennacht goed bevalt, wil ik misschien ook wel een keer naar de steppen waar yurts niet puur voor de lol als verblijf dienen. Ik heb ook een sluimerende wens om eens een weekend in de Ardennen zelf te voelen hoe leuk het is om te tokkelen of te abseilen. In mijn gedachten is dat allemaal de moeite waard om uit te proberen. De wereld is een toverbal. Geef mij een plaatje van een wit strand en azuurblauwe zee met een paar palmbomen en poef, ik zit op Bora Bora. Of het beeld van Machu Picchu en ik voel zowat de hoogteziekte al. Een muziekje met een harmonica erin en ik zit op een terras in Mont Martre en de klanken van de Gypsy Kings brengen mij in een oogwenk in Zuid Spanje. Oftewel, ik heb een levendig voorstellingsvermogen. Als ik een goed boek lees ben ik in een mum van tijd in die wereld die beschreven wordt. Ook de yurt heb ik de afgelopen dagen al menigmaal in gedachten bezocht. Het kampvuurtje knetterde er vrolijk op los en in de verte kon ik wolven horen huilen. Dat is niet eens zo’n dwaze gedachte: de wolf terug in NL.

woensdag 2 november 2011

Voelen (2)

Het lijkt erop dat ik een mind-body probleem heb op dit moment. Wellicht in een iets andere vorm dan door Rene Descartes werd bedoeld toen hij het dualisme in gang zette maar niet minder belangrijk. Voor mij in ieder geval. En met mij misschien wel meer als ik goed uitleg wat ik bedoel. Vorige week riep ik stellig dat ik na al het denkwerk aan voelen toe ben. Ik bedoelde natuurlijk dat ik mij ontspannen wil voelen en los van denkdingen. Met een week pauze tot de volgende werkgroepen weer beginnen leek dat een eenvoudige opgave. Ik had mij een aantal dingen voorgenomen te doen na het tweede tentamen op dinsdag: opruimen, andere achterstanden wegwerken en dan ontspannen. Door lekker fysiek bezig te zijn hoopte ik ook weer wat beter te kunnen slapen en een normaler slaap-waakritme te krijgen. Een prettige bijkomstigheid daarbij was ook dat het weekend erop de klok weer synchroon gesteld werd met mijn biologische klok. Het weer speelt ook nog eens prachtig mee om mij naar buiten te lokken en weer nieuwe energie op te doen, wat wil een mens dan nog meer? Nou, misschien een schakelaartje in mijn kop. Zo eentje die ik zelf om kan zetten op het moment dat ik wil gaan slapen. Die alle gedachten even in de slaapstand zet. Scarlett O’Hara heeft  er een en ook mijn liefste. Naast een slapend iemand wakker liggen is trouwens soms nog frustrerender dan solo liggen woelen. Ooit, in een ander leven, deelde ik een waterbed. Sterk gestabiliseerd, dus klotste je maximaal één à twee seconden door na een beweging. Misschien kan je je voorstellen dat mijn ex tekenen van zeeziekte vertoonde nadat ik zittend op de rand van dat bed mijn slapeloosheid wilde benutten door de was maar te gaan vouwen. Hoe zachtjes ik het ook deed, telkens als ik bukte om een nieuw stuk wasgoed te pakken, deinde hij een paar seconden heen en weer. Ik bedoel maar: je kunt nog zo hard bedenken dat je nu gaat slapen maar als je hoofd nog teveel bezig is gaat het niet lukken, dan heb je hulp van je lijf nodig. Een goede knuffel voor het slapen helpt vaak wel. Eén omdat het een aangename fysieke bezigheid is en twee omdat het hormoon oxytocine daardoor wordt vrijgemaakt. Oxytocine is naast ondermeer een weeën opwekker bij zwangerschap ook een hormoon dat voor een gelukzalig gevoel zorgt na een vrijpartij. Als je het goed beschouwt is een lichaam in basis heel zelfvoorzienend voor zijn eigen gevoel van comfort. Dat hardlopen voor de aanmaak van endorfine zorgt, een zelf gebrouwen pijnstiller, is intussen al common sense. Aan hardlopen heb ik echter een broertje dood en zeker midden in de nacht. Het schijnt trouwens gezond te zijn om een orchidee in de slaapkamer te hebben. Planten in huis en zelfs in scholen, zuiveren de lucht en zorgen daarmee voor betere prestaties. Maar heeft mijn manke slaap juist niet te maken met presteren? Als het niet letterlijk de lesstof is die door mijn hoofd maalt, soms word ik zelfs midden in mijn slaap wakker met het onderwerp waarover ik aan het leren ben, dan is het wel hoe ik de goede keuzes probeer te overwegen voor het vervolg na de bachelorfase. Welke master biedt het beste carrière perspectief én is zo interessant dat ik er nog een poosje tegenaan wil blijven gaan? Als ik een stageplek kan krijgen bij een onderzoek, welk soort onderzoek is het meest relevant voor waar ik mee werk? Heel de studie bestaat uit puzzelstukjes van het grote mysterie Het Brein. Ondanks of misschien dankzij de deling die er in de studie is aangebracht zoals Klinisch, Klinische Neuro, Sociaal, Ontwikkeling en Cognitief vind ik wat mij aanspreekt niet in slechts één deel terug. Ik speel met ideetjes die ik van medestudenten krijg: twee masters tegelijk doen met de scriptie over een onderwerp dat bij beiden te vinden is; contacten leggen door nu al assistent-werk te gaan doen, dat is handig voor je cv en ervaring. Het is niet dat ik ’s nachts wakker lig van de zorgen daar over, ik heb wel een instelling van goede ideeën moet je uitproberen en daar neem ik dan overdag actie voor, maar meer dat het denken op zich gewoon niet wil stoppen. Als ik mij dan probeer te focussen op bijvoorbeeld mijn adem dwaalt mijn geest weer af naar dat ik teveel rook omdat ik mijn adem hoor piepen. Ook nog zo’n duaal gevoel: verslaving. Het lichaam smeekt als het ware om beter behandeld te worden en de geest gaat daar ’s nachts, doorrookt mee op de loop maar al die mooie voornemens verdwijnen ’s morgens weer in rook voordat de eerste sigaret is opgestoken. Is dat omdat de ‘eigen wil’ een illusie blijkt te zijn? Daar is het laatste woord nog niet over gezegd, ik zag dat er binnenkort een nieuw boek uitkomt van Michael S. Gazzaniga (Who’s in Charge: Free Will and the Science of the Brain). Hm, daar moet ik nog eens over nadenken. Ik weet in ieder geval dat ik mij uitgerust wil voelen en dat ik dat blijkbaar op een actieve manier moet aanpakken.