woensdag 27 juni 2012

CV


Zoals intussen gebruikelijk na een intensieve studieperiode met opdrachten en tentamens ga ik eerst de achterstallige ‘gewone’ klusjes te lijf, voor ik mij echt weer kan ontspannen.  Een overvolle mailbox en een stapel post schreeuwen erom om flink doorgespit te worden. Er ligt ook een brief tussen van het bedrijf dat een afspraak voor onderhoud van de CV-installatie bevestigd wil zien.
De CV, waardoor ik er ’s winters warmpjes bijzit en waardoor ik in dit huidige seizoen toch een tropisch gevoel kan creëren als ik mij douche onder een behaaglijk warme straal. De afkorting CV roept ook iets op van het vak handelskennis, dat lang geleden onderdeel uitmaakte van mijn opleiding voor het Boekhouddiploma. Behalve een vennootschap onder firma, een naamloze vennootschap en een besloten vennootschap leerde ik dat er ook commanditaire vennootschappen bestaan. Bij mijn eerste baan in de accountantssector hadden we één klant die deze ondernemingsvorm had, een toen bekende bar op de hoek van de Haagse Prinsestraat.
De meeste mensen zullen het echter niet over hun verwarming of ondernemingsvorm hebben als zij zeggen dat ze aan hun CV werken, of dat ze iets doen omdat het goed staat op hun CV.  Curriculum Vitae staat, letterlijk vertaald uit het Latijn, voor “programma van het leven”. Vreemd eigenlijk om de benaming uit een dode taal te gebruiken daarvoor.  Levensloop klinkt beter. Bijna alle potentiële werkgevers willen een CV bij een sollicitatiebrief om een eerste selectie te kunnen maken voor ze sollicitanten voor een gesprek uitnodigen. Ik krijg vrij regelmatig CV’s opgestuurd bij open sollicitaties, ook al heb ik geen openstaande vacatures. De meeste, en leukste sollicitatiebrieven kreeg ik vorig jaar zonder bijgaand CV van de leerlingen uit groep 8 van een basisschool in Zevenhuizen, waar ik als begeleider voor “Jong Ondernemen” kwam.
Levensloop is misschien nog een te groot woord voor een CV. Heel veel uit je leven is namelijk niet relevant voor de sollicitatie. Het zou dan natuurlijk veel meer worden dan het maximum van twee A4-tjes. Selecteurs hebben geen tijd en zin om dat allemaal te lezen.  Het moet hen in een oogopslag duidelijk zijn dat jij de geschikte persoon bent voor de functie. Dat zo’n selectie niet unbiased  gebeurt kun je op je vingers natellen. In de Sociale psychologie werd ondermeer gevonden dat managers de neiging hebben om kandidaten te kiezen waarin zij zichzelf herkennen, maar ook dat wanneer mensen in een positieve stemming verkeren zij oppervlakkiger informatie gebruiken om te kiezen en wanneer zij in een negatieve stemming verkeren ze gaan muggenziften. Om tot de gelukkigen te kunnen gaan behoren die uitgenodigd worden voor een gesprek ligt het dus niet alleen aan jouw CV maar ook aan hoeveel duizenden brieven de selecteur al heeft doorgenomen en hoe hij of zij geslapen heeft de nacht voordat jouw brief beoordeeld werd.
De impressie die je wilt geven kan op heel veel verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Als je te hoog opgeeft over jezelf kun je door de een bewonderd worden en door een ander als opschepper worden gezien maar alles daartussenin is ook mogelijk. Natuurlijk moet je voornamelijk informatie verschaffen die relevant is voor de functie waarop je solliciteert. Aan het prille begin van je carrière kan het zinvol zijn om te melden dat je al jarenlang een krantenwijk hebt, dat geeft weer dat je een volhouder bent en  niet vies bent van werken. Maar om dat te doen als je solliciteert na je dertigste lijkt mij ietwat overdreven en irrelevant. Ik heb in mijn vorige bedrijf mensen in vaste dienst gehad en eigenlijk heb ik geen van hen aangenomen op hun CV.
Soms zou je als werkgever wel een blik in de toekomst willen kunnen werpen over andere zaken dan de vaardigheden en opleiding van toekomstige werknemers. Eigenschappen als bijvoorbeeld flexibiliteit krijgen een heel andere dimensie als je het vanuit een werknemer of juist vanuit een werkgever bekijkt. Wat werkgevers ook graag zouden willen weten, maar wat zij niet mogen vragen, is hoe het zit met de frequentie en duur van je ziekteverzuim. Nu er zo vaak gebruikt wordt gemaakt van tijdelijke aanstellingen is het niet meer zo’n groot probleem maar stel je voor dat je een vaste medewerker hebt die zich steevast ziek meldt na een kater van een avond stappen, en al op woensdag met stappen begint. Het kan zo maar dat een selecteur zo’n gevolgtrekking maakt als jij in je CV zet dat je graag uitgaat. Maar ja, als je het daar niet in schrijft en ze checken je even op Facebook ben je waarschijnlijk net zo ver van die baan af. De vraag blijft dus wat er goed is voor je CV. Nou, voor de mijne een regelmatige onderhoudsbeurt en dat is nu weer geregeld. 

woensdag 20 juni 2012

Blikogen


Hij moest nog even een laatste vrachtje wegbrengen. Ze zag hoe hij de wagenaanhang aan de haaktrek van de auto koppelde en keek hem na terwijl hij langzaam de wegboeren af reed. Ze keerde zich weer naar het fornuisgas waar de pan zelfgemaakte soeptomaten stond te pruttelen. Nog een dagje makkelijk eten. Met een stukje broodstok en boterkruiden erbij moest dat voldoen. Gisteren hadden ze ook al geen echte maaltijd gegeten maar eenvoudigweg koekenpannen. Volgende week zou ze weer gewoon gaan koken. Ze liep naar de tafeleetkamer die bezaaid lag met rekeningen en andere papieren. Ze besloot nu eindelijk eerst eens de belastingwegen te betalen. Die aanslagbelasting lag al een maand op de stapel. Zo kon die meteen nog even op de busbrieven worden gedaan.
Het was intussen gaan schemeren. Hij was nog steeds niet terug. De klokkeuken tikte gestaag de minuten weg en zij zat in de stoelschommel bij het raam. Ze vond het zo jammer dat de boomkerst bruin begon te worden. Misschien had hij die beter ook mee kunnen nemen. Ze trok ongeduldig het elastiekje uit haar staartpaarden en schudde haar hoofd. Waar bleef hij nou? De paallantaren was net aangesprongen.  Handenwringend stond ze op. Voor de honderdste keer poetste ze haar glasbrillen op. Ze moest niet zo gespannen doen. Dan zag ze alles volgens hem verkeerd. Ze pakte haar werkbrei en ging weer in de stoelschommel zitten. Zevenenzeventigduizend steken had ze nu gedaan. Het werd een trui voor hem. Ze hield de enorme lap voor haar eigen lijf. Het leek wel een tent. Maar ze had net nog gezien wat een enorme balspier hij had toen hij de spullen oplaadde.
Ze schrok plotseling op van de beldeur. Gehaast legde ze haar werk opzij en sprong op uit de stoel. Met de punt van haar schoen bleef ze haken aan een lus van het kleedvloer. Ze stommelde de gang in en deed snel de deurvoor open. Daar stond hij met een beteuterd gezicht. Hij was niet alleen zijn sleutelhuis kwijt maar had ook de auto in de prak gereden. Ze was zo blij dat hij heelhuids bij haar terug was dat ze eerst geen woord uit kon brengen. Ze pakte zijn grote hand en keerde hem naar de foto in de lijstschilderij. Hij begreep het en gaf haar een vette oogknip.

woensdag 13 juni 2012

Stilte voor de storm


De testosteronspiegels bereiken vanavond weer gevaarlijk hoge waarden. En, nee dames daar zul je vanavond in bed bar weinig van merken dankzij de combinatie met een biertje of wat. Op dit moment is het echter beangstigend stil op straat. Alsof heel Nederland zijn adem inhoudt. Er staat ook veel op het spel natuurlijk, een wedstrijd tegen der gevreesde Manschaften.
Het is leuk om te merken dat attributietheorieën echt in de praktijk te zien zijn. Gaat het goed vanavond dan is het immers WE hebben gewonnen, maar gaat het mis dan hebben ZIJ de boel verkloot. Oeverloze nabeschouwingen zijn misschien nog wel het minst populair bij niet-voetbal liefhebbers. Maar wie houdt er nou niet van voetbal? Ik vind het wel leuk om een balletje te trappen. Voor de lol wel te verstaan. En niet op zo’n absurd groot grasveld natuurlijk maar gewoon een veldje waar je luieren in de zon afwisselt met een spelletje.
Zo moet je het dus echt niet noemen hè. Ook niet om ze te troosten, de mannen en vrouwen voor wie voetbal ‘serious business’ is. Je loopt een groot risico als je een foeterende supporter zegt dat het ‘maar een spelletje’ is. Zelfs zonder televisie of radio aan is zo’n wedstrijd als die van vanavond gemakkelijk te volgen. Gejuich en gastoeters of het tegenovergestelde ‘aaaah’.
De laatste keer dat “we” wonnen was volgens mij in 1988. Ik stond toen in de tuin van ons nieuwbouwhuis, hartstikke zwanger, de tuin te schoffelen. Het was niet zo heel erg mooi weer dus de meesten hadden hun deuren gesloten maar door de hele wijk heen hoorde je het gejuich weerklinken. Vandaar dat ik ook in de tuin gevlucht was omdat ik binnen niet eens een boek kon lezen. Op een gegeven moment vloog een achterdeur van vier huizen verderop open, en door de schuttingloze tuin zag ik stomverbaasd de buurman rennen om een zweefduik de sloot in te maken.
Twee jaar geleden heb ik in een Berlijns hotel een beetje voetbalenthousiasme voorgewend. Ze waren echt aardig hoor, die Duitsers. Als ik er zo aan terugdenk voel ik mij een beetje gegeneerd over de reacties die ik getoond heb want ik weet niet eens meer of ze wel of niet gewonnen hebben.
In de loop van zo’n toernooi als dit, bouw ik langzaamaan wel iets meer interesse voor voetbal op. Vind ik eerst alle oranje vertoon behoorlijk belachelijk, dan zo rond een kwart- of halve finale zie ik bijna een echte leeuw op het veld. En die laat je natuurlijk niet in z’n hempie staan!
Wat een ophef trouwens, over die hempies. Ze zouden vol met gif zitten volgens de krantenberichten. Niet de shirts van de echte spelers waarschijnlijk maar die je als fan kunt kopen. Met het rugnummer van je favoriete speler. In mijn eerste vaste baan, op een accountantskantoor, was de chef die ik had een ontzettend grote voetbalfan. Zijn absolute favorieten waren Cruijff en Tjeu La Ling. Heel lang geleden dus. Daarnaast was die chef ook niet heel erg, ja hoe moet je dat eigenlijk zeggen? Hij was een beetje apart, zeg maar. Niet al te soepel in zijn manier van lopen. En heel gemakkelijk te foppen. Dat deden mijn collega’s en ik dan ook best graag. Wat wil je, als achttienjarige in een baan van 9 tot 6! De kantoorruimte was behoorlijk groot en als we zin hadden om te lachen vroegen we of Henk, zo heette hij, wilde vertellen over voetbal. Dan kwam het hoor. Mensen hadden ooit tegen hem gezegd dat hij schuin van achteren op Tjeu La Ling leek. Mocht ie willen en dat waren vast mensen die wisten hoe gemakkelijk hij gefopt kon worden. Maar, als hij goed op dreef kwam, deed hij ook de ‘pingel’ voor waar Cruijff bekend om stond. Soepel als hij was.
Ik weet niet hoe het komt dat ik niet wat meer van voetbal hou. Ik ben opgegroeid met een vader voor wie Studio Sport en voetbal uitmaakten welke zender erop stond. Mijn ex is ook een voetballiefhebber, hoewel hij vanavond in het vliegtuig zit en pas landt als de wedstrijd voorbij is. In ieder geval ben ik altijd heel verrast als mannen zeggen dat ze niet om voetbal geven. Bij mij scoren ze dan zo maar extra punten. Nou ja, het volk heeft brood en spelen nodig, dus ik laat ze vanavond lekker. Ik hoop dat we winnen, terwijl ik met mijn scriptie bezig ga. De aftrap is volgens mij net geweest want ik hoorde een toeter. OLE, OLE, OLE. 

woensdag 6 juni 2012

Emoties


Bijna alle bevindingen van grote namen in emotieonderzoek roepen een beeld op van herkenning. Het boek van Emotion and Cognition begint met, hoe kan het ook anders, Darwin. Die bekeek emoties, net als andere fenomenen die hij bestudeerde vanuit het perspectief van evolutie: wat is de functie? Daarmee zijn we er nog niet, want er zijn heel veel aspecten van emoties, zoals bijvoorbeeld gezichtsuitdrukkingen voor angst of blijdschap, die niet perse functioneel te noemen zijn voor het individu zelf. Na Darwin kwam James die zei dat er zonder lichamelijke gewaarwordingen geen emoties bestaan. Het boek gaat dan verder met de derde grote stroming, de cognitieve. Voordat deze benadering werd besproken werd er in de collegesheets een uitstapje gemaakt naar de “Two Pathway  Theory” van LeDoux. Ik denk dat deze Amerikaan een van de figuren is geweest waarom ik psychologie wilde gaan studeren. Het limbisch systeem, waar veel alternatieve stromingen graag naar verwijzen om uitleg te geven over emoties zoals angst bijvoorbeeld, was voor die tijd nog een verwarrende brei voor mij. Papez (1937) benoemde de hersengebieden hypothalamus, thalamus, cinguate gyrus en de hippocampus als onderdelen van het zogenaamde limbisch systeem. Daar werden door MacLean (1952) de amygdala, orbitofrontale cortex (OFC) en delen van de basale ganglia aan toegevoegd. Inmiddels is bekend dat de hippocampus vooral voor geheugen is en de hypothalamus voor motivatie en dat de rol van de amygdala (waarvan we er overigens twee hebben, aan weerskanten van de hersenen) en OFC van veel groter belang zijn in emoties dan de bedenkers van het limbisch systeem dachten.
De cognitieve benadering bedacht terecht dat de missing link in emotietheorieën is hoe iemand een situatie voor zichzelf taxeert. Bij deze benadering komen we na Arnold, die een vrouw is, een man tegen met de naam Lazarus. Voor beiden is appraisal, oftewel hoe een situatie wordt ingeschat, bepalend voor de emotie die volgt. Waar komt trouwens de uitdrukking vandaan van “lazarus zijn” als het over dronken zijn gaat? Of zoals ik vroeger mijn ouders hoorden zeggen dat ze zich het lazarus hadden gewerkt, waarbij heel hard werken werd bedoeld.
Het hangt van de persoonlijke relevantie van een situatie of object voor iemand persoonlijk af welke emotie op de waarneming volgt. Dat is geen bewust en intellectueel proces maar een heel snelle en ruwe inschatting, ongeveer zoals processen verlopen waardoor aandacht ergens op gericht wordt. James had dit gedeelte destijds een beetje overgeslagen. Gedachten kunnen veel met de ervaring van emoties doen, dat herken je wel als je jezelf sust voor iets dat je eng vindt. Zoals ik dat de afgelopen weken deed bij het dagelijks vangen van het kill-and-attack konijn om haar de dagelijks dosis medicijn in haar bekje te spuiten. “Het is maar een konijn, geen roofdier”, hoewel konijnentanden en nagels ook best scherp zijn. Het is wel grappig (en geruststellend) om te merken dat ook hier geldt dat oefening maakt dat iets steeds minder eng wordt. Ik weet niet zeker of dat ook voor het konijn op gaat, want zij trilt nog steeds als ze op  mijn schoot ligt en ik het spuitje in haar mondje leeg.
Voor de onderzoeken op het gebied van emoties worden nogal eens films gebruikt. Bij de beschrijving van een zo’n film werden jongens in een of ander ritueel besneden, terwijl ze door oudere mannen stevig worden vastgehouden. De beschrijving ging verder met dat er veel bloed vloeide en de jongens zichtbaar grote stress vertoonden. Tijdens alleen het lezen al, voelde ik in mijn buik een gevoel dat ik vaker heb als ik hoor of zie dat iemand pijn heeft. Een gevoel dat anders is dan walging maar er waarschijnlijk wel aan verwant is, het geeft mij letterlijk een kortstondige fysieke gewaarwording alsof er iets omdraait in mijn buik. Wie stoïcijns naar zoiets kan kijken kan of zichzelf erg goed sussen of heeft minder inlevingsvermogen, denk ik.
Tenslotte zijn er in de verschillende stromingen ook nog de sociaal constructivisten die grote waarde hechten aan het sociale aspect van emoties en daar functies uit afleiden. Dat staat volgens mij niet zozeer in verband met evolutionaire ideeën maar toch heeft het al dan niet uiten van emoties of de mate van reguleren ervan wel degelijk een functie voor overleven, op sociaal gebied wel te verstaan.
Het lijkt of elke benadering van emotieonderzoek op zichzelf staat maar vaak is er overlap en dat maakt het leren voor een tentamen wat lastiger. Morgenmiddag moet ik er aan geloven ondanks dat ik mij er nog niet echt klaar voor voel.
Het is wel heel erg interessant om emoties te bestuderen. Waarom is er geen master opleiding alleen over emotie? Je ziet emotie gerelateerde problemen namelijk niet alleen terug in klinische settings maar ook op sociaal gebied. Daarmee impliceer ik dus onbedoeld dat de studie psychologie sowieso over problemen gaat. Terwijl er ook zoveel moois is op het gebied van emoties, zoals blijdschap en liefde, maar ja, niemand zal naar de psycholoog stappen omdat ie te gelukkig is of teveel liefde ervaart.
Ik ga nog even een paar uurtjes met emoties verder voordat ik mij vanaf morgen vijf dagen lang volledig op seks ga storten.  
Met dank aan Cornelius’ helder geschreven boek “The Science of Emotion”.