woensdag 22 februari 2012

Deze en gene


Vorige week waren we bezig met het maken van een fotocollage voor mijn jarige moeder. Natuurlijk ontbrak in de collectie foto’s die we daarvoor hadden uitgezocht niet een foto van haar met een baby kleinkind op de arm. Gek genoeg kan ik van zo’n foto dan niet vertellen welk van mijn vier kinderen die baby is, als ik het niet in het fotoboek van het betreffende kind geplakt zie. In de eerste weken leken ze in hun gezichtjes namelijk als vier druppels water op elkaar. Ze zouden best voor een vierling door kunnen gaan in die tijd maar gemiddeld zit er twee jaar tussen elk kind.
Ze ontwikkelden zich al snel tot de bijzondere individuen die ze nog steeds zijn maar soms denk ik nog wel eens aan de privélessen genetica die ik door hen heb geleerd. Tijdens de zwangerschap van de eerste werd duidelijk dat ik rhesus antagonisme heb. Mijn bloed met bloedgroep A-negatief, maakt antistoffen tegen het bloed van de baby, als dat wel een rhesusfactor bevat.  Omdat de vader heterozygoot voor het D-antigeen is hadden we 50% kans op een  baby met rhesus negatief. Na de geboorte van de eerste, die inderdaad bloed met een rhesusfactor had werd ik ingeënt met anti-D immunoglobuline dat een volgende baby zou hebben moeten beschermen. Tijdens de tweede zwangerschap werd mijn bloed regelmatig gecontroleerd door middel van een ADCC test die zou moeten voorspellen in hoeverre mijn antistoffen het bloed van de baby aanvielen. Ook werden er vruchtwaterpuncties genomen en deze baby moest met 38 weken zwangerschap geboren worden. Zij is twee weken in het ziekenhuis met een blauwe lamp bestraald om het teveel aan bilirubine te helpen afbreken. Bij het derde en vierde kind waren de uitslagen van de ADCC testen achteraf gezien vals positief en ook de vruchtwaterpuncties, want die beide meisjes zijn rhesus negatief.
Het controlebeleid van de verloskundigen heeft in mijn geval dus tot onnodige stress tijdens de zwangerschappen geleid maar het is goed dat het gedaan is omdat een baby in het ergste geval aan bloedarmoede in de baarmoeder kan overlijden.
Zoals we op school leren over genetica en kruistabellen, met als grondslag wat de monnik Mendel heeft ontdekt, is ook erfelijkheid een kwestie van kans. Mijn persoonlijke mini-master klasje over de overerfelijkheid van bloed was veel minder leuk dan de ontdekkingen die ik later deed. Al snel werd namelijk duidelijk dat op geslacht na, veel zichtbare eigenschappen precies twee-aan-twee,  dus aan 50% van mijn koters zijn doorgegeven. Kind 1 en kind 3 hebben hetzelfde temperament. Maar ook kind 2 en kind 4 lijken in temperament het meest op elkaar. Kind 1 en kind 4 delen hetzelfde model van handen met lange, slanke vingers. Kind 2 en kind 3 hebben in verhouding kleine handjes.
Voordat ze groot genoeg waren om zonder mijn toeziend oog te douchen stonden ze nog weleens met zijn vieren in hun blootje voor mij. Frappant vind ik het dat zelfs de modellen van hun billen per twee zijn uitgedeeld. De eigenschappen die ik in hen zie en in mezelf herken verrassen mij nog steeds. In deze tijd zijn het vooral karaktereigenschappen die getoond worden want  nu is dat gezamenlijk bloot staan natuurlijk al lang voorbij. De variatie is enorm en ik heb gemerkt dat niet alles per twee gaat. Soms zijn mijn genen dominant en soms die van hun vader. Een andere keer zie ik eerder iets van een van hun grootouders of van mijn zus of broer bijvoorbeeld.
Alle vier lezen ze graag, net als ik, de een na jongste zelfs het meeste van ons allemaal. Reislust kan ik bij twee van hen het sterkst bespeuren maar ook het gematigdere reizen van de anderen herken ik wel in mijzelf op z’n tijd.
Nu zijn gedragskenmerken niet perse een genotype omdat de opvoeding daar veel aan bijdraagt. Van kleins af aan zijn ze voorgelezen of verzon ik een verhaaltje voor ze voor het slapen gaan. Zelf verzonnen verhaaltjes werden vaak ademloos aangehoord. Soms ging mijn fantasie behoorlijk op de loop en vertelde ik ze dat hun opa een zigeunerkoning was. Het uiterlijk had hij in ieder geval. Hun oma van hun vader’s kant was eens een prinses uit een ver land. Ze wisten niet zeker of ze het allemaal moesten geloven tot we met ze naar het Land-van-Ooit gingen. Daar werd ik aangesproken door een als prinses verklede dame die met veel bombarie uitriep dat ze mij herkende, ondanks mijn zonnebril. Ik was volgens haar een prinses in-cognito en zij vroeg mij met veel decorum op het podium te komen. Heerlijk was het om te zien dat de mondjes van de kinderen niet verder open konden omdat ze zojuist ontdekt hadden dat mijn verhaaltjes waarheid waren.
Ook in mijn werk vertel ik soms een verhaaltje, hoewel mijn fantasie daar meestal ingeperkt blijft tot wat ik van Indianen heb gelezen. Heel soms leidt dat tot een aha-moment waar diegene kracht uit kan putten. Dat is bijna net zo leuk als die ademloos luisterende kindertjes om mij heen. 

1 opmerking: