Hoewel ik mijzelf nooit zo als
sportief zie ben ik het bij vlagen best wel. Als kind was ik als de meesten
vaak maar kort enthousiast voor een sport. Zo heb ik aan judo en jiu-jitsu
gedaan, een poosje bij een gymnastiekvereniging geweest, na-schools badminton
en tafeltennis gespeeld en een seizoen op tennis gezeten. O ja, en zwemles, tot
ik mijn derde diploma had gehaald. Ik vond het leuk om met de avondvierdaagse
mee te doen, vooral op de laatste dag als je de medaille kreeg en met een
majorettencorps langs het Rijswijkse stadhuis paradeerde. Met die gymvereniging
heb ik ook nog een keer een mars gelopen van Renkum naar Arnhem geloof ik, de
Airborne mars. Voor elke sport was er een aparte outfit nodig en ik kan mij nu
wel voorstellen dat er wat mijn ouders betreft een limiet was voor weer iets
nieuws. Vandaar dat ik pas ging paardrijden toen ik het zelf mocht beslissen.
Een kennismakingscursus was dat en binnen een tijdsbestek van pas tien lessen
gingen we met de hele groep naar Meijendel voor een buitenrit. Ik vergeet het
nooit. Geef mij maar een auto, die gaat tenminste de kant op die ik stuur,
zonder eigen wil. Het paard waar ik op reed, een eigenwijze donder, ging waar
de hele groep links afboog met mij op zijn rug in volle galop naar rechts. Het
voelde als slow motion toen ik van het zadel gleed en de grond, razendsnel,
steeds dichterbij zag komen. Een week lang kon ik alleen met een geleende wandelstok
de hond uitlaten. Een paar jaar later heb ik het nog eens geprobeerd in een
serie rijlessen met het hele gezin. Het zag er best schattig uit, de kinderen
alle vier achter elkaar, op paarden van verschillende hoogte. Ik had er niet
zoveel vertrouwen in en als mijn paard al niet uit de pas ging dan werd mijn
aandacht afgeleid door de capriolen van de paarden waarop de kinderen zaten.
Hiermee heb ik het ruiterhoofdstuk definitief afgesloten. Mijn zus niet. Zij
was tegelijk met mij begonnen en heeft nu een onwijs leuk eigen “Indianenpaard”
waar ze geregeld woeste buitenritten mee maakt op het strand.
Een andere sport die ik ooit met
mijn zus tegelijk ben begonnen heeft ertoe geleid dat ik op het circuit van
Zandvoort heb gereden, de Tarzanbocht onder mijn eigen wielen heb gevoeld. Op
rollerskates. Wekelijks gingen we op vrijdagavond en zondagmiddag naar een oude
fabriekshal waar je bij alle weersomstandigheden onder genot van een stevige
beat uit de stereo indoor kon skaten. We hebben er street-hockey geleerd en
leren dansen (!) op skates. Daarvoor had ik de rem van mijn skates gehaald en
er speciale (plattere) hockey-wielen onder gezet. Binnen no-time had ik een
tweede paar skates voor het ‘gewone’ werk, zoals Women-on-wheels in het
Zuiderpark. Al rap volgde een rondje om Eindhoven, Friday-night skate in Amsterdam
en niet te vergeten Parijs. Die stad heeft heerlijk brede, geasfalteerde
stoepen waar we met de hele groep, onder politiebegeleiding, bezit van namen.
Alleen de stoepranden zijn er soms megahoog maar in zo’n groep rijdend en met de
hand van mijn partner voor het grijpen, sprong ik daar redelijk soepel af en
op.
Na een poosje werd de hal in
Rijswijk vervangen door een minder fijne en was de hype van gesponsorde skate-evenementen
een beetje over. Al ben ik het beduidend minder vaak gaan doen is ‘eventjes’
een stukje skaten erin gebleven. Zoetermeer heeft lekkere geasfalteerde
fietspaden en dat is maar goed ook. Op hobbelige ondergronden ben ik in mijn
eentje een kneus. Vergezeld van mijn zus en jongste dochter ben ik deze week al
vier dagen achter elkaar op pad gegaan. Iedere dag een stukje verder want we
moesten er weer even inkomen. Intensief met tegenwind maar hartstikke gezellig
zo. Omdat rechtstreeks van huis met skates aan nog teveel hobbelige stukken
heeft, fietsen we eerst met volgeladen tassen naar waar het fietspad begint. Gisteren,
tegen de avond, besloten we een stukje verder om het Noord-Aa te gaan. We
hadden al over één vee-rooster heen gekluund toen bij de volgende de rem van
Kim’s skate naar beneden werd gedrukt. Er was geen beweging meer in te krijgen,
hoe hard we ook sloegen met de skate op het vee-rooster. Een tikje wanhopig
keken we naar de andere oever, waar heel ver weg onze fietsen stonden. Dat zou
een hele lange terugtocht worden als we moesten gaan lopen. Gelukkig kwamen er
als bij toverslag twee mannen aan op skates, die gedwongen door het vee-rooster
hun vaart moesten minderen en een poging tot helpen deden. Ze gaven het echter
al snel op, deze helden. Kim ging steppend op één skate en een sok de heuvel af
naar het tot huis omgebouwde gemaal om te vragen om gereedschap. Brenda en ik
gingen iets langzamer achter haar aan de steile heuvel af, zijwaarts stappend
in de berm omdat wij al lang geen rem meer onder onze skates hebben. Kim had
intussen een inbussleutel gekregen van de aardige bewoonster, waardoor haar remblok
er ook af kon worden gehaald. We vervolgden onze tocht richting de woonwijk
waar we heel stoer de hobbelige stoepen en straatstenen voor lief namen.
Terwijl Kim met onbezonnen jeugdigheid voor ons uit reed greep ik de hand van
mijn zus en voorkwamen we beiden meerdere oncharmante valpartijen. Toen we bijna weer bij het geasfalteerde
fietspad een laatste oneffen stuk stoep bedwongen, sprak een oudere voetganger
ons bemoedigend toe dat ‘Adje Keulen-Deelstra ook ooit zo begonnen was’. We
moesten Kim uitleggen wie dat was. Ach, wat geeft het, we moeten het gewoon
weer opbouwen. En als je kijkt hoe soepel we alweer over asfalt rollen en hoe
graag we het iedere dag doen dan komen we dit jaar misschien wel weer terug in
Parijs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten