Als kind vond ik een paar foto’s
ergens in een la van het dressoir. Op die foto’s was een herdershond afgebeeld
die van mijn vader was geweest, ver voordat ik geboren was. Die hond heette
Beer en ik luisterde ademloos naar de verhalen die ik over hem hoorde. Beer
ging mee met mijn vader naar zijn werk, in de bouwerij toen. Hij klom mijn
vader achterna, een ladder op en durfde daar dan niet meer vanaf. Mijn vader
moest hem dan in de brandweergreep nemen, over zijn schouders en zo de ladder
weer afdragen. Een ander trekje van Beer dat minder leuk was, hij liep altijd
los, was dat hij plotseling de bosjes in kon duiken waarna een akelige schreeuw
van een kat weerklonk, wiens rug hij had doorgebeten.
 |
Alga en Wodan |
 |
Joey |
In het oude huis hadden we ook
een herdershond, duidelijk het favoriete ras van mijn vader. Voor mijn moeder
hoefde een hond niet zo, zij zat er mee opgescheept terwijl mijn vader aan het
werk was. Die hond heette Kazan. Zelf kan ik mij er niet veel meer van
herinneren, ik was nog geen vijf jaar oud, maar weet nog wel dat hij mijn
broertje had gebeten. In het nieuwe huis kregen we ook weer een Kazan en die
werd ziek. Hij kreeg toevallen en was dan gevaarlijk voor zijn omgeving. Na zo’n
aanval was hij weer normaal en dat maakte het extra moeilijk dat ze hem in
lieten slapen na de derde toeval. Jaren daarna, na veel zeuren van mij en mijn
broer en zus, kregen we Amor. Een jonge (alweer!) herdershond van 4 maanden
oud. Hij was prachtig en ik was dol op hem. Maar hij was ook heel fel, eerder
een duivel dan een cupidootje, zo fel dat mijn moeder bang voor hem was. Aan
het eind van de eerste week dat hij bij ons woonde konden we hem ’s morgens niet
vinden. Overal gezocht, tot in de schuur toe, tot we hoorden dat hij was terug
gebracht naar de fokker omdat hij te fel was. Ik was zo kwaad toen. En toen ik
vijftien was, hoorden we dat iemand in de buurt zijn één jaar oude bouvier weg
deed. Mijn broer en ik gingen er naartoe en we konden haar zo mee krijgen, met
stamboom en riem, helemaal voor niets. We belden naar huis en konden mijn vader
overhalen, mijn moeder was op haar werk. Nu ik erover terugdenk hoe het voor haar
moet zijn geweest om thuis te komen, begroet door een onbekende, zwarte
blaffende hond verbaast het mij heel erg dat we de hond mochten houden. Ze
heette Alga. We kwamen er al snel achter dat Alga meer dan één vorig adres had
gehad en daar de nodige tics aan over had gehouden. Ze was heel bang als we
hard praatten of lachten en rende dan naar haar kleedje in de hal, onder de kapstok.
Als je haar uit wilde laten en de riem pakte, sprong ze zo hoog dat ze bijna
boven je hoofd uitkwam. Ik vond dat in het begin niet echt leuk, was er een
beetje bang van, maar we wenden aan elkaar. Het werd echt mijn hond. Kort
daarna leerde ik mensen kennen met eenzelfde soort hond en kreeg van hen een
boekje met fokkers van dat ras. Met het excuus dat Alga steeds schijnzwanger
was en vanwege toch nog schuw gedrag een vriendje nodig had, heb ik buiten mijn
ouders om een puppy gekocht bij een fokker. Die heette Wodan. Weer een hond met
een karakter tegengesteld aan zijn naam maar dit keer pakte dat goed uit.
Iedereen was dol op Wodan, een echte goedzak. En hij werd het beste vriendje
van Alga. Toen ik eenmaal het huis uit ging om te gaan samenwonen kwam Alga na
een poosje bij ons wonen en Wodan kwam bij mijn zus terecht. Alga is doodgegaan
toen ik van mijn tweede kind in verwachting was, ze kon bijna niet meer lopen
en moest elk uur naar buiten omdat haar nieren niet meer goed werkten. Dan hees
ik mijn oudste kindje in de kinderwagen en ging weer voor een kort en moeizaam
ommetje. Ik had het er graag voor over maar toen de dierenarts demonstreerde
dat ze niet alleen moeilijk kon lopen maar ook heel veel pijn had besloten we
haar in te laten slapen. Dat vind ik de vreselijkste beslissing om te moeten
nemen. De hond die we jaren daarna kregen, Joey, een Berner Sennen werd toen
hij zes jaar was onverwachts heel ziek. Zo ziek dat ik dacht terwijl ik de
dierenarts belde, dat hij terplekke lag dood te gaan. De dierenarts kwam en
vermoedde vergiftiging of iets in zijn hersenen maar omdat het zaterdag was kon
dat niet meteen worden onderzocht. Pas die maandag zouden we naar Utrecht
kunnen, naar het universiteitsziekenhuis. Op mijn verzoek heeft de dierenarts
toen een infuus aangelegd, hier in de woonkamer en gaf hem injecties en
krachtvoer. De hele nacht ben ik bij hem gebleven en samen met de kinderen
verwisselden we de infusen. Zondag leek het iets beter te gaan en
maandagochtend toen we hem naar Utrecht brachten leek het bijna alsof er niets
aan de hand was. Maar, een paar uur naderhand belden ze vanuit Utrecht. Hij had
een gevreesde vorm van kanker die blijkbaar bij dat ras veel voorkomt. We
konden hem ophalen en wilden hem thuis door de dierenarts uit zijn lijden laten
verlossen. Hij was zo enorm afgetakeld in de halve dag dat hij in Utrecht was
geweest dat we hem bijna niet herkenden. Met moeite kregen we zijn grote lijf
in de achterkant van de auto, zijn poten waren al helemaal stijf en hij ademde
amper. De hele rit van Utrecht tot thuis heb ik op mijn knieën naast hem
gelegen om zijn kop te beschermen tegen de hobbels onderweg. We hadden de eigen
dierenarts al gebeld en die zou naar ons toekomen. In het half uur dat dit
duurde toen we eenmaal thuis waren is hij vanzelf dood te gaan, zonder verder
ingrijpen en met ons bij hem.
 |
Thor |
Vorige week kreeg ik een
berichtje van de Amerikaan waar ik vorige zomer was. Ik had in die drie weken
een hechte band opgebouwd met zijn hond Thor, die mij door het hele huis en
tuin volgde en naast mijn bed sliep. Thor is best een oudje, ik denk een jaar
of acht, en hij is een beetje blind, heeft rotte tanden en stinkt uit zijn bek.
Maar hij is ontzettend lief. De Amerikaan heeft een heel grote achtertuin en
net als veel Amerikanen doen wordt de hond daar gelaten om zijn behoefte te
doen. Vies en gemakzuchtig. Hij had als excuus dat de hond niet aangelijnd kon
lopen. Alleen met zijn ex-vrouw. Toen ik vroeg of ik het eens mocht proberen
ging het prima en we hebben een paar keer gewandeld, Thor en ik. De Amerikaan
zei quasi serieus dat ik de hond beter met mij mee kon nemen omdat hij zich
gedroeg alsof ik z’n baasje was. Nu was het berichtje van de Amerikaan dat hij
deze week Thor mee zou nemen naar de dierenarts om hem in te laten slapen. Niet
omdat het beest ziek is of krakkemikkig maar omdat hij binnenkort andere
diensten van werk krijgt en terug naar school gaat, zodat de hond dan nog
langer binnen opgesloten zit. Sinds ik het berichtje kreeg ben ik als een
waanzinnige aan het corresponderen met de Amerikaan en informatie aan het
zoeken om de hond hierheen te laten komen. Het is een belachelijk dure grap om
dat te doen, ik heb het geld niet eens en hij kan mij maar een fractie ervan
lenen. Want, ik zou hem op moeten halen. Toch heb ik het er voor over omdat ik
het idee niet kan verdragen het beest in te laten slapen om die reden. Maar ik
begin steeds meer te beseffen dat een vlucht van dik acht uur, in een bench in
het vrachtruim van een vliegtuig grote kans geeft op dat hij dat niet
overleeft. Wil ik dat op mijn geweten hebben? Ik weet het niet meer. Ik weet
wel dat ik mij weer voel zoals ik als kind voelde, machteloos en gefrustreerd.
"ik bijt niet, ik amputeer", weer een tegelwijsheid die ik tegenkwam. behoorlijk ordinair vind ik het eerlijk gezegd. vandaag kwam er zo een biggetje op me af gewaggeld. zo eentje die zo doorgefokt is dat 'ie moeite heeft met ademen. heel zielig wel. helaas waren mijn gedachtes erg egoïstisch op dat moment, 'als 'ie mij maar niet bijt!' dat deed 'ie niet, want veel te druk met trachten te ademen. afijn, mocht je zo gek (en goedhartig) zijn Thor hierheen te halen of een andere herder in huis te halen, dan moet ik maar eens langskomen in het kader van exposure. zo eentje heeft mij namelijk gebeten. niets ergs behalve mijn Pavlov-reactie op het horen blaffen (ja, die bijten wel) van zelfs de onschuldigste hond. afijn, tot snel!
BeantwoordenVerwijderen